Werken in opdracht of dienstverband: wie krijgt de rechten?

Introductie

Wie bij de bakker een brood koopt, wordt daar ook de eigenaar van. Maar hoe zit dat met producten van de geest, zoals een tekst, een ontwerp of een technische vondst? In de wereld van ‘intellectuele-eigendomsrechten’ blijken de zaken soms anders te werken…

Hoofdregel: de werkelijke maker wordt eigenaar

De schrijver is eigenaar van zijn tekst, de uitvinder van zijn uitvinding, de tekenaar van zijn tekening en de musicus van zijn muziek. Deze ‘band’ tussen makers en hun werk is de basis van het intellectuele-eigendomsrecht. De hoofdregel is daarom: de maker die de geestelijke arbeid verricht, mag daar ook de vruchten van plukken – en wordt dus eigenaar.

En als er betaald wordt?

De vraag wordt lastiger als iemand anders geld betaalt voor die geestelijke arbeid. Aan wie komen in dat geval de rechten toe? Bij de beantwoording spelen twee factoren een belangrijke rol:

  • Is het werk gemaakt in loondienst of in opdracht?
  • Om wat voor soort werk gaat het?

Opdrachtnemer wordt eigenaar, tenzij...

De wetgever ziet opdrachtgevers en opdrachtnemers (zoals een zzp’ers/freelancers) als gelijkwaardige partijen die naar eigen inzicht afspraken met elkaar kunnen maken. Ook op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten. Doen ze dat niet, dan geldt gewoon de hoofdregel. Dat wil zeggen: de rechten komen toe aan de werkelijke maker, dus aan de opdrachtnemer.

Voor de praktijk zijn auteursrechten de belangrijkste categorie. Denk aan auteursrechten op:

  • een website die door een website-designer is gebouwd
  • een tekst die door een tekstschrijver is aangeleverd
  • een logo of huisstijl die door een ontwerper is vormgegeven
  • een commercial die door een reclamebureau is ontwikkeld
  • foto’s die door een fotograaf zijn geschoten  

Zonder andersluidende afspraak, komen deze auteursrechten dus terecht bij de opdrachtnemer.

En hetzelfde geldt voor uitvindingen. Het recht op een octrooi (patent) ligt volgens de wet bij de uitvinder. Wanneer er niets is vastgelegd in de overeenkomst van opdracht, is dus automatisch de hoofdregel van toepassing, en wordt de uitvinder-opdrachtnemer rechthebbende.

En de rechten van de opdrachtgever?

De opdrachtgever staat uiteraard niet geheel met lege handen. Deze heeft de (impliciete) toestemming om van het werk gebruik te maken in lijn met het doel van de overeenkomst van opdracht. Maar wanneer de opdrachtgever het werk bijvoorbeeld wil wijzigen, of het op een nieuwe manier (commercieel) wil exploiteren, dan kan de opdrachtnemer zich daartegen verzetten.

Dat opdrachtnemers hun rechten effectief kunnen inzetten, merkte ook Mediq Apotheken. Toen zij haar bestaande logo’s en huisstijl wilde gebruiken voor vestigingen in het buitenland, werd ze teruggefloten door ontwerpbureau SVT. De auteursrechten waren namelijk bij SVT gebleven en deze had geen toestemming gegeven voor gebruik van de logo’s en huisstijl buiten Nederland. SVT vorderde met succes een bedrag van twee miljoen euro van Mediq. Daarnaast bepaalde de rechter dat SVT, als gevolg van de auteursrechtschending, ook haar toestemming voor gebruik in Nederland mocht intrekken. Kortom: de opdrachtgever die niet de auteursrechten verkrijgt, kan flink in de problemen komen. 

Uitzondering: onder ‘leiding en toezicht’ van de opdrachtgever

Wel bestaat er een uitzonderingsregel die de opdrachtgever soms van pas kan komen. Wanneer de uitvoering onder zijn of haar ‘leiding en toezicht’ tot stand kwam, dan gaan de auteursrechten niet naar de uitvoerder-opdrachtnemer. Het is dan wel belangrijk dat de opdrachtgever heel precieze instructies heeft gegeven met betrekking tot de uitvoering. Want als er nog behoorlijk wat ruimte was voor creatieve keuzes door de opdrachtnemer, dan gaat gewoon de hoofdregel weer gelden.

Werkgever wordt eigenaar, tenzij…

Voor werkgevers is het uitgangspunt vaak een stuk gunstiger dan voor opdrachtgevers. Wanneer een werk wordt gemaakt in dienstverband, dan komt het auteursrecht in principe bij de werkgever terecht. Daaraan zijn wel twee belangrijke voorwaarden verbonden:

  • het is de taak van de werknemer om ‘werken’ te maken
  • het werk in kwestie hield verband met de functie van de werknemer

Binnen of buiten het takenpakket

Een wijkagent die een liedje schrijft, zal dus zelf het auteursrecht verkrijgen. Zelfs als hij dit onder werktijd doet. Hij is namelijk niet aangesteld om werken te maken waarop auteursrecht kan rusten.

Voor een journaliste ligt dat anders. Bij haar functie hoort namelijk wél het maken van werken waarop auteursrecht kan rusten. Denk bijvoorbeeld aan het schrijven van artikelen of het maken van foto’s. Maar wat nu als de journaliste op weg naar een persconferentie een gedicht schrijft? Het schrijven van gedichten valt buiten haar takenpakket, dus in principe zal het auteursrecht bij haarzelf blijven liggen, en dus niet bij haar werkgever terechtkomen.

Houd er wel rekening mee dat het echt om een dienstverband moet gaan. Een stagiair valt hier niet onder en behoudt dus zelf de auteursrechten – zelfs op werken die worden gemaakt binnen diens takenpakket.

Uitzondering op de uitzondering

Op deze uitzondering bestaat echter weer…. een uitzondering. Wanneer de werkgever vraagt om een werk te maken buiten het gewone takenpakket om, en de werknemer stemt toe, dan zal het auteursrecht alsnog bij de werkgever belanden. Om bij het voorbeeld van zojuist te blijven: als de journaliste het gedicht schreef omdat haar werkgever dat van haar vroeg (bijvoorbeeld om het te publiceren in de krant) dan geldt de hoofdregel weer. Dat wil zeggen: de auteursrechten komen bij de werkgever terecht.

Onvoorzien gebruik en persoonlijkheidsrechten

Overigens is het minder duidelijk hoe de rechten verdeeld zijn bij ‘onvoorzien gebruik’. Bijvoorbeeld wanneer een journalistieke foto wordt ingezet voor merchandise of als kunstobject. Liggen de auteursrechten dan nog steeds bij de werkgever? En zo ja, heeft de werknemer dan recht op een vergoeding?

Een ander punt van onzekerheid betreft de zogenaamde ‘persoonlijkheidsrechten’, zoals recht op naamsvermelding, of het recht om je te verzetten tegen wijziging of verminking van het werk. Deze blijven mogelijk wél bij de werknemer liggen.

Soort werk

Maakt het verder nog iets uit om wat voor soort werk het gaat? Het korte antwoord is: ja, dat maakt wat uit. Zoals we zagen, vormen auteursrechten op ‘werken’ (zoals bijvoorbeeld teksten, muziek, foto’s, logo’s) de belangrijkste categorie intellectuele-eigendomsrechten – in elk geval voor de dagelijkse praktijk. Maar het kan natuurlijk ook gebeuren dat de werknemer of opdrachtnemer een uitvinding doet. Wie heeft in dat geval recht om een octrooi (ook wel aangeduid als ‘patent’) aan te vragen?

Voor de opdrachtgevers maakt het allemaal weinig uit. Zij vissen altijd achter het net als er geen afspraken gemaakt zijn. (Of bijna altijd, zie bovengenoemde uitzondering van ‘leiding en toezicht’ in het auteursrecht.) Voor werkgevers is de hoofdregel gunstiger, zoals we al zagen. Dat wil zeggen: in het geval van auteursrechten.

Maar in het geval van uitvindingen (octrooirechten) ligt het genuanceerder. De octrooiwet stelt in dit kader namelijk strengere eisen dan de auteurswet. Sterker nog, de octrooiwet draait de hoofdregel om en maakt alleen een uitzondering als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • de werknemer is aangesteld om uitvindingen te doen; én
  • de uitvinding in kwestie is ook het type uitvinding waarvoor de werknemer is aangesteld.

In het octrooirecht moet er dus sprake zijn van ‘een sterk verband’ tussen het takenpakket en de uitvinding, terwijl in het auteursrecht ‘een verband’ al voldoende is. Overigens is dit sterke verband weer niet vereist als de uitvinding gedaan wordt door stagiairs of onderzoekers. In dat geval is de positie van de werkgever dus een stuk sterker.

Voor wie het overzicht inmiddels kwijt is:

Wie wordt eigenaar van IE-rechten?

Duidelijke afspraken met werk- en opdrachtnemers

Om te voorkomen dat er onduidelijke situaties ontstaan, is het verstandig om altijd heldere afspraken te maken. In het geval van een opdracht, kun je deze afspraken direct vastleggen in de overeenkomst van opdracht. In een dienstverband worden de afspraken vaak vastgelegd in een zogenaamde ‘intellectuele-eigendomsclausule’ (ook wel aangeduid als IE-clausule, of IE-bepaling). Dit is een extra onderdeel dat aan de arbeidsovereenkomst wordt toegevoegd. Uiteraard is het daarbij wel belangrijk om zo duidelijk en volledig mogelijk te zijn. Want verwarring, zo is inmiddels wel duidelijk, ligt al snel op de loer.

Deel dit op social media

Share on facebook
Facebook
Share on twitter
Twitter
Share on linkedin
LinkedIn

In 30 seconden

Hoofdregel: de feitelijke maker wordt eigenaar van zijn of haar werk.

Als er betaald wordt, ligt de situatie soms anders. Belangrijk onderscheid: gaat het om een overeenkomst van opdracht of om een dienstverband?

Overeenkomst van opdracht: opdrachtnemer wordt eigenaar van de intellectuele-eigendomsrechten, tenzij een andere afspraak is gemaakt.

Uitzondering: de opdrachtgever geeft heel precieze instructies voor de uitvoering. In dat geval wordt toch de opdrachtgever eigenaar.

♦ Dienstverband: werkgever wordt eigenaar, tenzij het werk niet tot het takenpakket van de werknemer behoorde.

♦ Werken waar auteursrecht op rust, vallen eerder binnen het takenpakket dan uitvindingen (waarop mogelijk octrooien kunnen worden aangevraagd).

♦ Stagiairs zijn geen werknemers. Intellectuele-eigendomsrechten komen alleen bij de stagegever terecht als dit zo is afgesproken.

♦ Maak altijd vooraf duidelijke afspraken om verrassingen te voorkomen.

Lees ook

Meer over IE-contracten?

Een vraag over IE-contracten?

Stel ons uw vraag en wij contacteren u zo snel mogelijk

Scroll naar top